Bio-ethiek in vogelvlucht

bioethiekOp deze pagina de integrale tekst van een uitzending bij Radio Maria België op dinsdag 6 november 2012. In deze uitzending  volgen we de gedachtengang van een bioloog die tijdens en na zijn studie ontdekte dag God bestaat, dat Jezus leeft en ook de Heilige Geest een levende persoonlijke werkelijkheid is, dat de Katholieke kerk de instantie is die in staat is de wijsheid, de waarheid en de liefde van God aan de mens bekend te maken. Ook stelde hij vast dat zowel wetenschap als geloof redelijk zijn en dat de ethische standpunten van de Kerk dan ook redelijk te noemen zijn. Hij licht dat toe aan de hand van vier thema’s:

  • het begin van het menselijk leven ofwel het menselijk embryo
  • de seksualiteit bij de mens
  • het levenseinde van de mens
  • menselijke ecologie

Gebruik van deze tekst alleen na schriftelijke toestemming. Uw vragen of opmerkingen zijn welkom op biofides@gmail.com.

Beste luisteraars van Radio Maria,

Vandaag in de uitzending Biofides ga ik het met u hebben over de bio-ethiek. Maar misschien is het de eerste keer dat u dit programma beluistert dus een korte toelichting vooraf. Biofides is een apostolaat van een voormalig leraar biologie uit Nederland, ikzelf dus, die nu ruim twaalf jaar in België woon, niet ver van Brussel in het Pajottenland. Als bioloog heb ik mij zich altijd geïnteresseerd voor de relatie tussen geloof en wetenschap, in zijn geval meer bijzonder de biologie. Tijdens zijn studie in Nederland, in Utrecht, ontdekte ik de ware betekenis van zijn katholieke achtergrond: God bestaat echt, je kunt Hem kennen, Hij kan tot je spreken[1]. Jezus is niet slechts een historische figuur, een wijze leraar uit lang vervlogen tijden, iemand om als voorbeeld voor je leven te nemen – dat is Hij allemaal ook – maar Hij is ook een levende goddelijke Persoon met wie ik vandaag in relatie kan treden, Iemand op wie je altijd een beroep kan die en die de prijs heeft betaald van van mijn fouten die ik in mijn leven heb gemaakt. Hij is zogezegd de vergeving in persoon. Ook de Vader en de Heilige Geest zijn een goddelijke personen die wij kunnen ervaren en kennen, ook al blijft elke goddelijke persoon onze drie-ene God tegelijk ook een mysterie voor ons, iets of liever iemand die onze pet te boven gaat, die ons meer eerbiedig gezegd ‘overstijgt’.

Later kwam daar in het meer protestante Nederland ook nog de herontdekking bij van de Kerk als het lichaam van Christus op aarde. In Nederland zijn er vele kerkelijke gemeenschappen, enkele grotere protestantse kerken en vele kleineren evangelische en andere gemeentes. De verwarring over het begrip Kerk is daardoor groot. Maar ook hier in Vlaanderen lijden we aan een sterk teruggelopen vertrouwen in die oude Katholieke Kerk, die hier zolang het maatschappelijk leven heeft kunnen bepalen. Misstanden in de Kerk, die tegelijk een goddelijk en een menselijke instelling is, hebben ons geschokt en we zijn daar nog van aan het bekomen. Hoe kon dit allemaal gebeuren? Ik ontdekte echter de Katholieke Kerk in haar volle reikwijdte in tijd en plaats, hier en over de grens van de dood, als een weergaloos instituut zonder vergelijk hier op aarde. Welke organisatie kan zeggen dat zij een ononderbroken leiderschap kent van 20 eeuwen? Het voortbestaan van het pausschap over al die eeuwen mag gerust een wonder heten en een ‘bewijs’ van het goddelijk karakter van dit instituut. En wat is er in de geschiedenis van die Kerk niet allemaal aan rijkdom te vinden, te beginnen met het verstaan van de ware natuur van de persoon van Jezus Christus, het geloof in de overwinning op de dood, de goedheid van God die daarmee meer dan ooit tevoren (sinds de zondeval) aan de mensheid bekend werd. Later kwam daarbij het begin van de wetenschap in de schoot van de Kerk, waaronder uiteindelijk, nog niet zo lang geleden, de biologie[2]. De Katholieke Kerk werd voor mij steeds meer een plaats van godskennis, waarheid, wijsheid, liefde en licht, veel meer dan een plaats van ergernis door de menselijke tekorten van haar leden, hier op aarde.

Maar hoe moest ik nu mijn bioloog-zijn met dit ontdekte geloof in mijn studententijd  met mijn bioloog-zijn verenigen? Waren en zijn er niet tal van wrijvingspunten tussen geloof en wetenschap? Leert de wetenschap ons niet dat Gods bestaan niet bewezen kan worden of dat zelfs bewezen zou zijn dat God niet bestaat? En baseert het geloof zich niet op achterhaalde oude teksten die in de Bijbel gebundeld zijn? Is niet bewezen dat wij van de apen afstammen door een toevalsproces dat evolutie heet en helemaal niet geschapen door een God die wij ons maar inbeelden? Op deze an vele andere vragen wilde ik natuurlijk graag antwoord hebben, te beginnen voor mijzelf. Maar het is ook altijd mijn verlangen geweest om die antwoorden, die er wel degelijk blijken te bestaan, met anderen te delen. Wat boeiend is houd je niet graag voor  jezelf. Waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over. En dat is nu het apostolaat ‘Biofides‘ geworden, waar ik mij nu vooral mee bezig houdt en waar Radio Maria hier in Leuven graag maandelijks ruim een uur zendtijd aan wenst te wijden.

Vandaag gaan we het hebben over een specifiek thema dat met ons biologische leven én ons geloof te maken heeft: de bio-ethiek. Wat verstaan we daaronder? Het woord bio-ethiek is een samentrekking van biologie en ethiek. Biologie is de studie van het leven zoals we dat op aarde, en wie weet elders in de kosmos, kennen. Het gaat over wat we de levende natuur noemen, de mens inbegrepen. Het gaat dus niet alleen over de planten en de dieren, en ook niet alleen maar over de mens maar over beide, over het geheel. Maar biologie handelt niet over de religie of de ethiek: dat zijn andere terreinen van menselijke reflexie, net als de theologie. De ethiek is de studie van ons handelen van der mens in termen van ‘goed’ en ‘kwaad’. Want wat blijkt er aan de hand te zijn? Die ene soort op aarde, homo sapiens, blijkt anders dan de dieren in staat te zijn zelfbewust afwegingen te maken over het wenselijkheid van de een of andere daad die hij stelt. Hij heeft zogezegd een vrije wil, die hem in staat stelt iets wel of niet te doen na een redelijke afweging gemaakt te hebben. Dieren lijken toch meer instinctief te handelen. Bij de hoogste diersoorten zien we wel een begin van een aanleg tot nadenken, afwegingen maken, misschien van enig besef (denk aan mensapen en hun gedrag) maar zij staan op een veel lager niveau van zelfbewustzijn en redelijk denken dan de mens. Wanneer een mensaap iets doet dat schade toebrengt aan zijn omgeving, denken we niet in termen van persoonlijke verantwoordelijkheid van dat dier dan wanneer een volwassen mens dat doet. Wij mensen houden elkaar dan ook verantwoordelijk voor onze daden, terwijl we dat bij dieren in feite niet doen. Goed, ik bestraf mijn hond als hij iets uit de vuilbak neemt, maar begrijp tegelijk dat ik de deur van keuken niet open had moeten laten en het dat dier niet echt persoonlijk kan aanrekenen. Het is meer een zaak van conditioneren, dat ik bij een dier doe om te voorkomen dat het iets wel of niet doet.

Ethiek gaat dus over het handelen van de mens en bio-ethiek over zijn handelen inzake het biologische leven. Welk biologische leven? Vaak wordt het woord bio-ethiek in verband gebracht met heikele onderwerpen zoals abortus, euthanasie, etc. Maar oorspronkelijk was dat niet zo. Aanvankelijk doelde men meer op de manier waarop wij met het milieu omgaan. Pas later werd er de ethiek binnen de medische wetenschap mee bedoeld waar de mens en zijn gezondheid centraal staat. We noemen dat ook wel de medische ethiek. Maar de bio-ethiek kan dus breder opgevat worden als elk vrij en verantwoordelijk handelen van de mens ten aanzien van het biologische bestaan, niet alleen in de gezondheidszorg niet alleen in de milieuzorg maar beide. Paus Benedictus zegt in zijn encycliek ‘Caritas in Veritate’ dat het boek van de natuur niet deelbaar is’[3]. Indien wij als geloven dat het leven op aarde, dat van de mens, het leven in de kosmos als geheel geschapen is door God, dan kunnen we ons omgaan met onszelf, ons lichaam in de medische zorg en ons omgaan met het milieu niet van elkaar scheiden: we kunnen ze slechts van elkaar onderscheiden als verschillende facetten van één groot geheel. Dat is precies de uitdaging waarvoor wij vandaag staan: het leven, biologisch en in al zijn facetten integraal bekijken, de mens in zijn milieu. Dat is de richting die onze huidige paus ons wijst om de grote vragen van onze tijd op te lossen.

Wat mij op mijn zoektocht naar antwoorden heeft getroffen is dat zowel de biologische wetenschap als het geloof redelijk zijn[4]. De wetenschap baseert zich op de waarneming van de verschijnselen in de natuur, tracht deze te doorgronden, eventueel door experimenten er de wetmatigheden in te ontdekken. We nemen aan dat de natuur een betrouwbare factor is, zodat onze experimenten, indien hetzelfde uitgevoerd en onder de zelfde omstandigheden, dezelfde resultaten opleveren en dat de natuurwetten universeel gelden zijn en niet van dag tot dag veranderen. In feite baseren we dat vertrouwen op het geloof dat de schepping ‘goed’ gemaakt is, door een intelligente godheid die niet steeds van gedachten verandert of een spelletje met ons speelt. Niet veel wetenschappers beseffen dat ze daarop vertrouwen, maar ze doen het wel. Vervolgens redeneren we logisch, via de wetten van het redelijk denken. Ook hier vergeten we vaak ons af te vragen waar de logica eigenlijk vandaan komt. Uit een redeloze oersoep? De enige redelijke verklaring is dat de oorzaak van alle bestaan ‘logisch’ is, de logos die we ook uit de de Griekse filosofie en de Bijbel kennen en waar we in het christendom Gods Woord dat vlees geworden is[5], de persoon van Jezus Christus onder verstaan, dus: God zélf.

Wat vele van onze tijdgenoten en onszelf kan verbazen is dat ook de theologie, de wetenschappelijke benadering van het geloof, redelijk is. Theologen doen dan wel geen experimenten, maar de redelijkheid van hun onderzoekingen is zonder meer een vereiste. De juiste interpretatie van de oude teksten in de Bijbel, de juiste visie op wie God is, de Drie-eenheid, de openbaring, de leer van de Kerk en ook de moraal: zonder de rede zouden we in een onoverzichtelijk en chaotisch landschap van wilde ideeën kunnen belanden, waar geen gelovige mee gediend is en waar geen geestelijke een zinnige preek op kan baseren. Op het raakvlak van geloof en wetenschap kunnen we waarheden ontdekken die door de theologie én de wetenschap gesteund worden. Eén voorbeeld ervan is de kosmologie, waar ik ooit een uitzending aan besteed heb en die op mijn website nog terug te vinden is[6]. Moderne wetenschap omtrent de kosmos én de theologie lijken één en hetzelfde idee te bevestigen: het universum is uit het niets ontstaan en de oorzaak van dat ontstaan heeft de eigenschappen van diegene die wij gelovigen als God, de Schepper van hemel en aarde kennen. Je zou dat de waarheidsvinding kunnen noemen, filosofisch gezien. Maar ook op moreel of ethisch vlak blijken wetenschap en geloof beide redelijk te zijn[7]. De morele conclusies van de Kerk over ons omgaan met het leven worden door de biologie bevestigd en omgekeerd. We zien dat bijvoorbeeld in de seksuele moraal, waar de godsdienstige visie op de seksualiteit lichamelijk, dus biologisch, het gezondst blijkt te zijn en de biologisch gezondste beleving van de seksualiteit het dichtst tot Gods liefdesplan met man en vrouw te leiden. We komen hier nog op terug.

Biologie en geloof zijn dus redelijk en dat geldt ook voor de bio-ethiek, zoals die door de Kerk wordt voorgesteld. We willen dat in deze uitzending wat toelichten aan de hand van vier aandachtsvelden van bio-ethiek met u willen afbakenen en deze kort bespreken. Dat zijn die van het begin van het menselijk leven ofwel het menselijk embryo; dat van het einde van ons leven, onze biologische dood; het geschenk van de seksualiteit en de vruchtbaarheid van de mens en tenslotte dat van het milieu of de ‘ecologie’ waarin wij leven. Ik kan elk onderwerp maar kort en in vogelvlucht bespreken, maar moedig u dan ook aan mij de vragen gedachten, opmerkingen die er hier bij u opkomen naar mij te mailen te maken, zodat u er niet mee blijft zitten:  biofides@radiomaria.be. Ik beloof u een antwoord naar het best van mijn kunnen.

Het eerste thema dat ik met u wil bespreken, vandaag in deze uitzending over de bio-ethiek, is dat van het begin van het menselijk leven. Een van de grote discussie die daar gevoerd wordt is: ‘Wanneer begint het menselijk leven?’ Dit is van groot belang bij het nemen van ethische lastige beslissingen rond de vruchtbaarheid van de mens, de zwangerschap. Welke wijzen van omgaan met de menselijke vrucht zijn ethisch verantwoord?  Je moet daarbij eerste de vraag beantwoorden naar wat we precies onder een menselijke vrucht verstaan. Dat kunnen we doen vanuit de biologie en we kunnen ons de vraag stellen wat het geloof ons zegt over het ongeboren leven, niet in de eerste plaats over wat goed en kwaad is, maar over de vraag naar het wezen van de menselijke vrucht. Als we weten wat een menselijke vrucht in wezen is (ontologisch, zijn ‘statuut’), dan zal het ook duidelijker worden wat we er wel en niet mee kunnen doen[8].

Vanuit de biologie weten we dat een menselijke vrucht ontstaat vanuit de samensmelting van een eicel en een zaadcel, normaal gezien in de eileider bij de vrouw als gevolg van een geslachtelijke vereniging van man en vrouw. We weten echter ook dat die samensmelting tegenwoordig in het laboratorium mogelijk is waarna de vrucht teruggeplaatst wordt in de baarmoeder. De vraag is nu vanaf welk moment er biologisch gezien sprake is van een nieuw menselijk wezen. En het antwoord van de biologie is ondubbelzinnig: zodra ei- en zaadcel zich verenigen en het genetisch materiaal van vader en moeder in één genetisch ‘pakket’ in de bevruchte eicel aanwezig zijn, is er sprake van een nieuw menselijk wezentje. Alles wat daar op volgt is gebaseerd op deze eerste en fundamentele gebeurtenis: de klievingen van de bevruchte eicel (de zygote), het ontstaan van de kiemlagen in de vrucht, waaruit alle weefsels en organen zich later zullen ontwikkelen, de innesteling in de baarmoederwand, het feitelijke ontstaan van het hart, het ruggenmerg, het skelet, alle weefsels en organen, de zintuigen, de ledematen: het is allemaal van ondergeschikt belang en want dat alles is gebaseerd op die biologische versmelting van eicel en zaadcel, of dat nu in de eileider en binnen het huwelijk plaatsvindt of door een arts in een laboratoriumschaaltje op vraag van ouders et een vruchtbaarheidsprobleem of twee volwassenen van hetzelfde geslacht.

Ook het geloof kijkt zo naar het menselijk embryo. De Bijbel spreekt bij monde van de schrijver van de psalmen over ‘samengevlochten worden in de schoot van mijn moeder‘ en ‘in het verborgene gemaakt worden’ (Ps. 139). Natuurlijk had hij nog niet de beschikking over de echografie, maar hij wist goed waar hij vandaan kwam en dat het om hem ging, daar in de schoot van zijn moeder en niet om wat biologisch materiaal. Zelfs indien hij ‘zondig werd ontvangen’ (Psalm 51) durft de psalmist nog op Gods genade te rekenen, wat betekent dat hij al voor de geboorte iemand was waar God rekening mee zou houden. De profeet Jeremiah weet zich al geroepen door God van in de moederschoot, van voor zijn geboorte (Jer. 1,5). In het Nieuwe Testament is er het opmerkelijke verhaal van het bezoek van Maria, die Jezus verwacht, aan haar nicht Elisabeth, die Johannes de Doper verwacht. Wanneer de groet van Maria Elisabeth bereikt sprint het kind in haar schoot op, alsof het zijn latere meester, van wie Hij zal zeggen dat Hij het Lam van God is dat de wereld van de zonde zal redden, al heeft herkend. En dan is er het ongeëvenaarde feit van de menswording, waarbij het Woord van God, de logos, het vlees aanneemt in de schoot van de maagd Maria (Joh. 1). God, die als mens op aarde wil komen, doet dat, hoewel zonder een biologische interventie van een man, langs de weg van de embryonale ontwikkeling van een menselijk vrucht, op wonderbaarlijke wijze verwekt door de Heilige Geest. Kortom: voor God is de menselijke vrucht vanaf zijn ontstaan, op welke manier dan ook, van de grootste waarde, zo groot dat Hij zelf die gestalte wenst aan te nemen.

Ook de christelijk traditie getuigt van een diep respect voor het menselijk embryo als menselijk wezen. In de Didachè, een geschift waarin het leven van de jonge kerk beschreven wordt, vinden we dat het menselijk leven vanaf het begin en in alle stadia van de ontwikkeling geëerbiedigd moet worden. Tertulianus, de kerkvader die leeft de tot in het begin van de derde eeuw vindt dat er geen wezenlijk verschil is tussen een reeds geboren zielenleven of een leven gedurende het wordingsproces. “Hij is reeds een mens, hij die het zal zijn”.

Een van de klassieke vragen die in die traditie opkwam was de vraag naar de menselijke ziel. Is de menselijke vrucht vanaf het begin bezield met een onsterfelijke menselijke geest? En in meer hedendaagse filosofische termen leidt dat tot de vraag vanaf welk moment we kunnen spreken van een ‘persoon’. De Kerk die het best geplaatst is om over dergelijke metafysische vragen betrouwbare uitspraken te doen, staat de filosofen toe daar hun gedachten over te vormen, maar zegt ook dat er geen enkele goede reden is om de menselijke vrucht niet vanaf het begin een volwaardige menselijke persoon te noemen[9]. Het nog niet kunnen spreken of interacties aangaan met je omgeving is geen reden om de menselijke vrucht van zijn ‘persoon-zijn’ te beroven, of tenminste hem iet als volwaardige menselijke persoon te behandelen. Om het met de woorden van de aartsbisschop van Mechelen-Brussel, Mgr. Léonard, te zeggen: ‘U en ik zijn ooit een bevruchte eicel, een embryo geweest’.

Zo zien we dat geloof en wetenschap beide in dezelfde richting wijzen van één en dezelfde waarheid: vanaf de conceptie is de menselijke vrucht een volwaardige menselijke persoon. En als wij vinden dat menselijke personen recht hebben op leven en op bescherming tegen alles wat hun leven bedreigt, dan geldt dat dus ook voor de menselijke vrucht in zijn prilste toestand. Dat heeft grote gevolgen voor de manier waarop wij met het menselijk leven in die prille stadia omgaan, te beginnen bij de contraceptie. Een kind – zo zou je kunnen zeggen – heeft het recht om verwekt te worden. Dat vermijden door een pil of door rubber is een daad die in strijd is met de liefdesdaad tussen man en vrouw die in zijn aard op het verwekken van leven gericht is. Ik loop hier vooruit op wat ik straks ga zeggen over de seksualiteit. Eens dat de vrucht echter gevormd is dient deze beschermd te worden. Maar het IUD of ‘spiraaltje’ en ook hormonale middelen zoals de anticonceptiepil en de noodpil zorgen er onder andere voor dat de vrucht niet innestelt en dus verloren gaat. Daar ‘voelt’ die vrucht misschien niets van, maar dat maakt deze ingreep en de contraceptie, niet tot ethisch te verdedigen daad. Ook bij In Vitro Fertilisatie of ‘reageerbuisbevruchting’ gaan vruchten verloren door de keuze voor deze vruchtbaarheidstechniek of zij belanden voor jaren in frigo’s. Indien elke menselijk vrucht ‘iemand’ is, is de keuze voor deze techniek ethisch onaanvaardbaar, omdat elke menselijke persoon recht heeft op leven en een menswaardige behandeling. Nooit kunnen we mensen tot instrument reduceren of zelfs opofferen voor overigens nobele doelen zoals het verhelpen van de onvruchtbaarheid en medische onderzoek. Natuurlijk geldt hetzelfde voor abortus provocatus, waar de vrucht om bepaalde zwaarwegende of minder zwaarwegend redenen geëlimineerd wordt.

Het gaat ons er natuurlijk niet om met vingers te wijzen maar om te verhelderen dat de redelijkheid ons gebied bepaalde zaken gewoon niet te willen en niet na te streven. Het goede doel van een niet te groot aantal kinderen of de behandeling juist van onvruchtbaarheid, heiligt niet alle middelen. Geloof én wetenschap wijzen in deze vraagstukken in dezelfde richting. Is het dan niet buitengewoon onverstandig deze conclusies naast ons neer te leggen?

Laten we kort stilstaan bij de problematiek rond het einde van het leven. Dat wij lichamelijk op een dag aan ons einde komen is een thema waar zowel de godsdienst als de wetenschap zich uitgebreid over hebben geboden. In de medische wetenschap gaat het dan om het genezen van ziekten war dat kan en het palliatief verzorgen van de patiënt opdat zijn lijden en zijn heengaan een zo pijnloos gebeuren kan worden. Maar in onze tijd is daar de wettelijke mogelijkheid bij gekomen om actief het leven van de patiënt te beëindigen.

De godsdienst ziet de dood van de mens als een gevolg van de zonde. De mens, met zijn unieke eigenschap van een vrije wil en het vermogen goed danwel kwaad te doen en ook verantwoordelijkheid voor die keuze te dragen zou in het begin van zijn bestaan zich hebben laten verleiden door het kwaad in persoon, de gevallen engel, en zo God de rug toe hebben gekeerd (Gen. 3). Indien de mens dat niet had gedaan, zou hij volgens het geloof nooit de dood gekend hebben zoals wij die kennen: als een zware beproeving. Maar God heeft hem van dit probleem willen verlossen door zijn Zoon te zenden, Jezus Christus, die zonde en dood zou vernietigen door zijn dood en opstanding. Dat is een historisch feit[10]. In Jezus zien we dat de mens uiteindelijk zelfs met zijn lichaam – zij het in een bovennatuurlijke, verheerlijkte toestand – voor de eeuwigheid bestemd is. En bij de ‘onbevlekte’ moeder van Jezus, die bewaard is voor de zonde om de moeder van God te kunnen zijn, zien we dat zij inderdaad met ziel en, lichaam ten hemel wordt opgenomen, geheel in overeenstemming met wat je zou verwachten op grond van het verhaal van de erfzonde en de introductie van de dood door de zonde van de mens in de geschiedenis.

Dat de dood dus een probleem is, daar is vriend en vijand het over eens. Dat dat probleem in Christus in feite opgelost is en ons overlijden nog slechts een passage naar de eeuwigheid bij God is, dat is voor mensen al minder evident: dat vraagt geloof in Christus. Dat de mens een twee-eenheid is van lichaam en geest en dat beide er toe doen, niet allen de geest: dat is ook niet voor iedereen even duidelijk. De tijd waarin wij leven reduceert de mens tot een louter biologisch fenomeen, of het nu een embryo is of een terminale patiënt en meent dan ook dat er weinig kwaad in schuilt om de patiënt indien deze dat vraagt het leven te benemen en de dood te bespoedigen. Daarbij ziet de moderne mens de geestelijke dimensie van de mens, zijn onsterfelijke ziel, geheel over het hoofd. Terwijl zelfs systematische onderzoekingen van wetenschappers steeds meer aanwijzingen geven dat de mens wel degelijk een ziel heeft die ook zonder het lichaam kan bestaan. Ik refereer hier naar de onderzoekingen die gedaan zijn op de talloze bijnadood-ervaringen van patiënten en die sterke aanwijzingen geven dat er inderdaad meer aan de had is met de mens: dat hij wel degelijk meer is dan een biologisch lichaam. Wetenschap en geloof snellen elkaar hier weer tegemoet, om tot maar één redelijke conclusie te komen: het aloude ‘Gij zult niet doden‘ is een wijze les die god al eeuwen geleden aan de mensheid heeft gegeven en die maar beter opgevolgd kan orden. Indien u geen idee heeft over het bestaan en de bestemming van uw ziel, is het dan verstandig om bij beslissingen over uw levenseinde die kant van uw persoon-zijn volledig te negeren? Dat lijkt ons een onaanvaardbaar groot risico. De gevolgen kunnen eeuwig duren. Veel meer zouden we over euthanasie kunnen zeggen, maar in dit verband laten we het hier bij.

Ik wil nog even terug met u naar het allereerste begin van ons bestaan: dat is de seksuele relatie tussen een man en een vrouw, onze ouders. Zoals u merkt neem ik het woord bio-ethiek heel breed: elk ethisch handelen van de mens inzake zijn biologische realiteit. Daar hoort de seksualiteit zeker bij. Bio-ethiek is een veel breder begrip dan medische ethiek. Ik begrijp dat ik delicate thema’s aanraak, maar hoop ze zo met u te bespreken dat ze u in uw denken en handelen kunnen inspireren op een weg die naar het leven leidt, ook in Gods ogen.

De seksualiteit is misschien wel een van de grootste wonderen van de natuur, ook vanuit biologisch oogpunt. Zijn wij al niet in staat een vliegmachine te maken die de souplesse heeft van een adelaar, nog minder zijn wij in staat machines te maken die zichzelf weten te reproduceren, niet door ongeslachtelijke voorplanting, en nog minder dood middel van de geslachtelijke voortplanting. De biologische mechanismen die ons in staat stelen ons lichamelijk te verenigen met een persoon van het andere geslacht, de hormonale systemen die daarachter schuil gaan, de productie van geslachtscellen (ei- en zaadcellen) met een gehalveerde erfelijke code opdat het kind een unieke eigen genetische aanleg heeft, het dragen van het kind in de geborgenheid van de baarmoeder en het wonder van de bevalling: het getuigt allemaal van een ongelofelijk scheppend vernuft, waar je niet anders dan een sSchepper achter kunt vermoeden. Zuiver toevallig kan iets dat zo vernuftig werkt  niet uit een redeloze zuiver materiële kosmos ontstaan. Dat is de biologische en wat filosofische bespiegeling die ik mij hier permitteer.

Dat dat alles geschapen is, is wat de godsdienst ons natuurlijk al lang heeft bijgebracht en wij kunnen het in redelijkheid eigenlijk alleen maar beamen. Alleen de dwaas zegt ‘Er is geen God’, zegt de schrijver van psalm 14. Maar de Bijbel leert ons nog iets en dat is dat de mens juist in zijn seksualiteit naar Gods beeld geschapen is. Dat betekent dat de mens niet alleen als individu op God lijkt, door zijn unieke geestelijke vermogens, zij person zijn. Maar juist ook als koppel is de mens beeld van God. Man en vrouw schiep Hij hen, zegt Genesis 1, waarbij het beeld van God pas compleet lijkt als we ons het dan nog naakte koppel voor de geest halen. Ja in de lichamelijke vereniging van man en vrouw als echtpaar, die een vrije daad van totale zelfgave aan de ander is, totaal ook in de tijd dus trouw, vruchtbaar bovendien, zijn man en vrouw beeld van God. Seks is dus niet iets engs of vies maar iets goddelijks. Vind u duit wat ver gaan? Het is de visie van de zalige paus Johannes Paulus II die ik citeer, mij baserend op zijn fameuzen ‘theologie van het lichaam’. Die visie op de seksualiteit is volstrekt positief, maar geeft zich ook rekenschap van de zwakheid van de mens, die de zonde van de lust in de seksualiteit laat binnentreden, de ander gebruikend voor zijn genot. Het doel van de seksualiteit is echt een icoon van God te zijn als man en vrouw en ook een icoon van de relatie van God met de mensheid, van Christus met zijn Kerk (Ef. 5). Daarin zijn volgens Johannes Paulus II vrijheid, totaliteit, trouw en vruchtbaarheid de vier sleutelwoorden. Het past dus niet, in de ogen van de Kerk, om die relatie tussen man en vrouw – het huwelijk – te steriliseren. Wel kunnen we gebruikmaken van natuurlijke ritmen en betrouwbare observaties de vruchtbaarheid op een verantwoorde wijze met die vruchtbaarheid omgaan. De Kerk vraagt dus helemaal niet om zo groot mogelijke gezinnen. Zij vraagt slechts verantwoord met de vruchtbaarheid om te gaan, op een manier die de past bij de waardigheid van de mens.  Contraceptie is in die visie een vorm van liegen met je lichaam: wel de seksualiteit beleven, maar de vruchtbaarheid elimineren. Betrekkingen tussen mensen van hetzelfde geslacht zijn ook hierin niet goed te plaatsen. Mensen die met gevoelens kampen voor mensen van hetzelfde geslacht verdienen onzes respect en zorg, maar daarmee is zijn intieme daden tussen personen van hetzelfde geslacht nog niet te verdedigen. Ook wisselende seksuele contacten hebben niets te maken met het beeld van God in de seksualiteit uitgedrukt.

De visie van de Kerk en die van de bioloog op de seksualiteit van de mens bevestigen naar mijn oordeel elkaar volledig. Veel van de hedendaagse opvattingen over de seksualiteit zijn ronduit ongezond én onvruchtbaar dus ‘slecht voor de populatie en de soort’, om het in biologische termen te zeggen. Dat geeft problemen in de gezondheidszorg maar ook in de demografie (te weinig kinderen) wat weer gevolgen heet voor de economie (pensioen, te weinig werkende mensen). Ik ben geen econoom dus zal mij daar verder niet over uitspreken: wat voor mij hier volstaat is vast te stellen dat hetgeen de Kerk voorstelt op het terrein van de seksualiteit van de mens volstrekt redelijk is, volstrekt in overeenstemming met wat de biologische en medische wetenschap aanreikt, gezond voor het individu en de bevolking en ook goed voor ons eeuwigheid, dat we niet uit het oog mochten verliezen. Niet verstandig dus, om de moraal van de Kerk te veronachtzamen.

Ik heb het al even met u gehad over de demografie: nu wil ik het tenslotte wil ik kort met u stilstaan bij de ‘ecologie van de mens’.  Hier baseer ik mij vooral op wat paus Benedictus XVI daar de laatste jaren, onder meer in de Duitse Bondsdag, over heeft gezegd. Het ecologische vraagstuk baart de mensheid al decennia grote zorgen. Hoe gaan wij om met de ons toevertrouwde biologische realiteit, het milieu. Zoals ik u aan het begin van deze uitzending zei: in de meest oorspronkelijke betekenis van het woord bio-ethiek, ging het vooral over deze vraag en niet zozeer over al wat ik hiervoor besproken heb. Aan het begin van de jaren zeventig, toen de welvaartsmaatschappij zich gevestigd had in de westerse landen, ging men inzien dat wij daarvoor een zware tol vragen aan ‘moeder natuur’. Pauls Paulus VI heeft in die tijd ook binnen de Kerk daar al aandacht voor gevraagd. En het scheen vanzelfsprekend voor de christen, die de wereld ziet als geschapen door God en hem toevertrouwd door de Schepper, als aan een rentmeester, dat wij verantwoord met de natuur om zouden moeten gaan. Dat betekent dat wij een zeker beschikkingsrecht hebben over de natuur maar geen absoluut beschikkingsrecht: dat komt alleen aan God toe. Maar was het niet voor de Schepper dat wij dat zouden moeten doen, dan is het wel omdat wij onvermijdelijk met de kwalijke gevolgen van uitbuiting van de natuurlijke hulpbronnen, milieuvervuiling etc. geconfronteerd worden. Wij lijken er in geslaagd het klimaat van de aarde te hebben veranderd. Het is niet moeilijk in te zien dat geloof en wetenschap hier elkaar bevestigen en ook kunnen versterken. In de praktijk echter werken die twee niet altijd samen. Niet weinig mensen in de westerse wereld negeren het geloof en komen tot overdrijvingen in de trant van het beschermen van allerlei diersoorten, terwijl het ongeboren menselijk leven in hun handen niet veilig is en mensonwaardige zaken voorgesteld worden om de wereldbevolking in de hand te houden (zoals de overheid die over de vruchtbaarheid van de mens zou kunnen beschikken). Anderen zijn zo bezorgd voor een goede seksuele en medische ethiek, dat zij het behoud van de natuur totaal onderbelichten. Weer anderen laten zich van het één en het ander in mindere of meerdere mate iets gelegen liggen maar produceren en consumeren er gewoon lustig op los: na hen de zondvloed.

Zowel  het geloof als de wetenschap komen al deze mensen, u en ik, iets vertellen: de wetenschap toont aan dat er iets moet gebeuren willen we niet ernstig in de problemen komen en kan ook concrete technische voorstellen doen. En het geloof, de Kerk, tracht ons wakker te schudden dat we dat niet kunnen zonder de wijsheid die de godsdienst ons kan geven (maar wie leest de teksten van de Kerk?). De openbaring die God ons geeft van zijn visie op het leven in al zijn vormen, op welke schaal dan ook, is een groot voordeel voor de mensheid die wat kreupel door de erfzonde en sowieso beperkt in zijn vermogen om alles te overzien. Waarom zouden we die wijsheid van god en het spreken van de <kerk negeren? Dat kan slechts in ons nadeel zijn! En laten ook de gelovigen geen weerzin hebben tegen de wetenschap, die ons nuttige instrumenten kan aanreiken om onze ecologische vraagstukken op te lossen. De wetenschap is immers een gave van God en een vrucht van het christendom.

Tot zover onze uitzending over de bio-ethiek, waarin we in vogelvlucht een aantal zaken hebben aangereikt, zonder natuurlijk in de details te kunnen treden. Wat we hebben willen aantonen is hoe breed de bio-ethiek is en hoezeer deze het gehele bestaan van de mens en de levende natuur betreft, en zich niet beperkt tot wat er in de ziekenhuizen zich afspeelt. Wat we hebben willen belichten is de redelijkheid van geloof én wetenschap, welke kan leiden tot redelijke filosofische en ethische conclusies. Omdat de mens een vrij wezen is en dus in staat het goed niet te doen en het kwade niet te laten, is er altijd nood aan bekering. Dat kan gaan van het toelaten van God bepaalde domeinen van ons biologisch bestaan, waar we Hem vergeten waren, denk aan de milieuzorg of de seksualiteit, het zich openstellen voor het licht van het geloof op bio-ethische vragen door gebed en studie. Het kan ook gaan om een zich open stallen de gelovige met bepaalde religieuze en morele opvattingen van de gelovige, voor wat de wetenschap helm aanreikt. Het kan betekenen dat wij anders om zullen gaan met het gebruik van onze auto, ons consumptiegedrag, het levenseinde of het menselijk embryo. Het kan ook een vernieuwd engagement zijn om zich mee in te zetten voor de verkondiging van het evangelie van het leven, zoals Johannes Paulus II het uitdrukt.

 

Biofides is een apostolaat dat de redelijkheid van geloof en bio-wetenschappen graag over het voetlicht brengt en vanuit dat inzicht graag wil bijdragen aan de nieuwe evangelisatie, de verkondiging van het evangelie van het leven. We hopen dat deze uitzending daar een uitdrukking van mag zijn. Indien u meer wil weten nodig ik u uit naar de website www.biofides.be  te gaan. Daar kunt u zich ook abonneren op onzer elektronische nieuwsbrief. En indien u wilt kunt u Biofides ook steunen met een eenmalige of regelmatige gift. Indien u vragen of opmerkingen heeft weet u ons te bereiken: biofides@radiomaria, of u het nu met mij een was of niet: wij horen graag van u. Dank u voor uw aandacht!

Vincent Kemme


[1] Interview bijRadio Maria België, 29 nov 2011: http://soundcloud.com/biofides/interview-radio-maria-belgi

[2] Vincent Kemme Biologie en geloof 2012 http://biofides.nl/radio-maria/belgie/2012-02-07-biofides-001/

[3] Paus Benedictus XVI Caritas in Veritate 2009, § 51: http://www.rkdocumenten.nl/rkdocs/index.php?mi=600&doc=2254&al=51

[4] Vincent Kemme: De Redelijkheid van het geloof Biofides 2011 http://biofides.nl/radio-maria/nederland/redelijkheid/

[5] Johannes 1

[6] Vincent Kemme Leven in de Kosmos Biofides 2012 http://biofides.nl/2012/08/30/leven-in-de-kosmos/

[7] Lees daarvoor bijvoorbeeld de encycliek Veritais splendor van Johannes Paulus II http://www.rkdocumenten.nl/rkdocs/index.php?mi=600&doc=83

[8] Vincent Kemme Het Menselijk Embryo Biofides  2010 http://biofides.nl/radio-maria/nederland/het-menselijk-embryo/

[9] Benedictus XVI tijdens de eerste Vigilie voor het Leven, 2010

[10] Vincent Kemme Opstaan uit de dood Radio Maria België 2012

Dit bericht is geplaatst in 2. Bio-ethiek, Blog, Radio Maria België met de tags , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.